COVID-19 en weigering rusthuisbewoners door ziekenhuizen: geen richtlijn, maar alleenstaande gevallen
BRUSSEL 28/01 - Er waren geen richtlijnen om bewoners van woonzorgcentra niet naar de ziekenhuizen te sturen, maar er zijn wel degelijk gevallen geweest dat rusthuisbewoners om uiteenlopende redenen de toegang tot een ziekenhuis geweigerd werd. Zo was er een verkeerd geïnterpreteerde nota van de Belgische Vereniging voor Gereontologie en Geriatrie (BVGG), maar ook de onwetendheid van ziekenhuizen van de werkelijke toestand in de woonzorgcentra. Zo bleek donderdagvoormiddag uit de hoogzitting van de BVGG en het Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek in de bijzondere coronacommissie van het Brussels Parlement.
Sandra De Breucker (BVGG) erkende dat de informatienota over de opportuniteit van ouderen tijdens de eerste golf beter voorbereid had kunnen zijn. De nota leidde tot een verkeerde interpretatie van de nota, die verwees naar de graad van fragiliteit van de patiënt en de graad vanaf wanneer een ziekenhuisopname niet werd aanbevolen.
Paul Cosyns van het Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek getuigde dat in een aantal gevallen rusthuisbewoners te snel uit het ziekenhuis ontslagen werden en terug naar het woonzorgcentrum gestuurd werden. Dat kwam volgens hem uit een paniekreactie omdat bij het begin van de crisis de vrees bestond dat de ziekenhuizen overbelast zouden geraken en door een restrictieve lezing van de protocollen ter zake.
De Breucker verweet de federale en Brusselse autoriteiten een laattijdige screening van de toestand in de woonzorgcentra. Die startte pas op 22 april. Ook het beleid om besmette en niet-besmette rusthuisbewoners te scheiden kwam laattijdig. Ze wees ook op het gebrek aan overleg over de gezondheidsmaatregelen en aan rechtstreekse samenwerking met Iriscare tijdens de eerste golf.
Volgens haar is er in de ziekenhuizen ook te weinig kennis over de specifieke medische noden van oudere patiënten, waardoor er onaangepaste behandelingen werden toegepast. Ze hadden ook te weinig zicht op de werkelijke toestand in de rusthuizen. Daardoor werden bewoners te snel terug naar het rusthuis gestuurd en werd overgegaan tot een "verschrikkelijke triage" van oudere patiënten, terwijl de ziekenhuizen slechts gedurende twee dagen volzet waren. "Daardoor werden niet de juiste beslissingen genomen", stelde De Breucker.
In de woonzorgcentra ontbrak een globaal strijdplan tegen infecties. De coördinerende artsen raakten overbelast door het "massief ontslag van huisartsen" tijdens de eerste golf. Bovendien was er onvoldoende personeel, dat dan nog onvoldoende opleiding had gekregen over geriatrie en palliatieve zorgen.
Volgens Cosyns was het wegblijven van de huisartsen zowel te wijten aan het verbod van de rusthuizen als om vrees van de huisartsen zelf. In een aantal gevallen waren ook de coördinerende artsen niet aanwezig omdat ze zelf uitgevallen waren. De zorg kwam daardoor in handen van het personeel dat niet altijd over de nodige opleiding beschikte.
Beide getuigen wezen er ook op dat de openbare rusthuizen de eerste golf van de COVID-crisis beter hebben doorstaan. Voor De Breucker wordt het personeel van de private rusthuizen "permanent onder druk gezet", en zijn de privérusthuizen "verantwoordelijk voor het pejoratieve beeld van de rusthuissector.