GMD, regelgeving en beheer (update advies Orde der artsen)
BRUSSEL 04/05 - Het (nieuwe) advies betreffende het Globaal Medisch Dossier van 24 april 2021 beoogt in zijn geheel de huisartsen bij te staan om met de nodige zorg en eerbiediging van de deontologische voorschriften het GMD van iedere patiënt te beheren. Enkele punten in het vorige advies van 2011 bleken niet meer actueel. Zij werden in dit advies vervangen door verwijzingen naar o.m. de Code van medische deontologie (2018), recente adviezen van de nationale raad van de Orde der artsen, de Kwaliteitswet (2019), de actuele wetgeving met betrekking tot het GMD.
Het GMD is onderhevig aan talrijke evoluties sedert het ontstaan, met interacties tussen een wettelijk kader, de opeenvolgende Nationale Akkoorden Geneesheren-Ziekenfondsen en de aansluitende wijzigingen en/of aanpassingen in de RIZIV-bepalingen.
De inhoud van het GMD wordt bepaald in het koninklijk besluit van 26 januari 2017 tot wijziging van het artikel 2, B, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen[1].
Artikel 33 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (Kwaliteitswet)[2] bepaalt de gegevens die de gezondheidszorgbeoefenaar minstens dient op te nemen in het patiëntendossier.
De arts-patiëntrelatie ontstaat uit een vrijwillig engagement tussen de patiënt en de arts met respect voor de autonomie van zowel de arts als de patiënt. Beiden kunnen die relatie toezeggen, weigeren of beëindigen. De patiënt beschikt steeds over het recht om zijn arts vrij te kiezen en om deze keuze te wijzigen.
De arts kan oordelen dat hij een therapeutische relatie niet kan verderzetten of geen tussenkomst of behandeling kan verlenen. Hij verwittigt de patiënt en eventueel zijn naastbestaanden tijdig en overlegt met hen. Hij organiseert de zorgcontinuïteit en verstrekt alle nuttige inlichtingen aan de arts die zijn taak overneemt (art. 32, Code van medische deontologie).
Uit het definiëren van een therapeutische relatie[3] volgt de plicht van de arts tot en het recht van de patiënt op een zorgvuldig bijgehouden patiëntendossier[4]. Artikel 22 van de Code van medische deontologie, bepaalt: ‘De arts houdt voor elke patiënt een patiëntendossier bij, waarvan de samenstelling en de bewaring beantwoorden aan de wettelijke en deontologische vereisten. De arts beheert, met respect voor het beroepsgeheim, het patiëntendossier als werkinstrument, communicatiemiddel, kwaliteitsreferentiepunt en bewijselement'.
De huisarts kan bij een eerste raadpleging van een nieuwe patiënt vragen naar het bestaan van een GMD bij een andere huisarts. Hij kan via MyCareNet[5] controleren of de informatie die de nieuwe patiënt hem verstrekt correct is. De mogelijkheid van het opvragen van lijsten is voorzien, zowel door de huisarts (lijst van patiënten waarvoor hij GMD-houdende huisarts is) als door andere huisartsen en artsen–specialisten (raadplegen van het GMD-recht van de patiënt).
Indien het eerste contact echter in een onstabiele omstandigheid gebeurt (afwezigheid, onbereikbaarheid of verlof van de eigen vaste huisarts) of indien de patiënt gewoon een second opinion verwacht of nog geen definitieve keuze wenst te maken voor een (nieuwe) GMD-houdende huisarts, dan moet dit gerespecteerd worden en is het deontologisch fout een GMD op te dringen of te openen.
Kwaliteitsvolle gezondheidszorg is een belangrijk patiëntenrecht. De huisarts informeert de patiënt correct over het belang van het GMD als werkinstrument voor een kwaliteitsvolle zorg, over de kwalitatieve doelstellingen en de financiële draagwijdte van een GMD. Op het vrijwillig en uitdrukkelijk verzoek van de patiënt[6] en met diens geïnformeerde toestemming opent de huisarts het GMD. De arts identificeert de patiënt aan de hand van de elektronische identiteitskaart (eID). Elektronisch - sinds 1 januari 2021 de enige mogelijkheid om recht te hebben op de voordelen[7] ervan - is het eenvoudig om een GMD aan te maken. De patiënt geeft blijk van zijn toestemming door het overhandigen van zijn eID. De arts vinkt het vakje betreffende de geïnformeerde toestemming ter bevestiging aan.
Een arts-patiëntrelatie is gestoeld op wederzijds vertrouwen en respect, communicatie en participatie. Het GMD verhoogt de kwaliteit van de zorg omdat alle informatie omtrent de patiënt door de huisarts verzameld en geïntegreerd wordt in een medisch dossier. Hierdoor krijgt de GMD-houdende huisarts een totaalbeeld van de gezondheidstoestand van de patiënt.
Indien een huisarts optreedt als vervangende arts mag deze, geconsulteerd om de continuïteit van zorg te verzekeren, geen GMD openen. Dit verbod is absoluut tijdens de bevolkingswachtdienst zowel in de weekends als op feestdagen. Dit geldt ook binnen een door de huisartsen georganiseerde weekwacht. Wanneer de huisarts optreedt als vervanger van een collega (afwezigheid, verlof, ziekte) kan er evenmin een verandering worden aangebracht in de status van het GMD.
De wachtarts heeft wel toegang tot het Sumehr[8]. Dit is een extractie uit het patiëntendossier. Het Summarized Electronic Health Record betreft een elektronisch document dat de minimale gegevens bevat die een arts nodig heeft om de gezondheidstoestand van een patiënt snel in te schatten en zo de best mogelijke zorg te bieden.
Zoals het Sumehr is ook het GMD geen apart dossier. Het bevat welbepaalde elementen uit het patiëntendossier (korte inhoud met acute medische informatie, belangrijke voorgeschiedenis van de patiënt, ... )[9].
Een ander essentieel patiëntenrecht is de autonome en vrije artsenkeuze. Het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt is onmisbaar voor de uitbouw van een vertrouwensrelatie met de arts. De patiënt heeft op elk ogenblik het recht om te kiezen met welke beroepsbeoefenaar hij een therapeutische relatie wenst aan te gaan en hij is steeds vrij deze keuze te wijzigen.
Link naar het volledige advies op de website van de Orde der Artsen.