Clostridioides difficile-diarree. Antibiotica en fecestransplantatie
10-20% van de gevallen van diarree in samenhang met antibiotica wordt veroorzaakt door Clostridioides difficile, een nosocomiale pathogeen. Er zijn echter aanwijzingen dat de prevalentie ervan wordt onderschat, met name in gezondheidszorginstellingen. Er is een hoog risico op recidief en complicaties, vooral bij bejaarden. Een beredeneerde toediening van antibiotica is niet meer de enige optie. Het nut van fecestransplantatie bij een C. difficile-infectie is nu bewezen. Het abc van de behandeling (1).
De incidentie Clostridioides difficile-infectie is van de grootteorde van 2,3 tot 3,6 gevallen/10 000 patiëntdagen in gezondheidszorginstellingen. De sterfte aan een gewone C. difficile-diarree is < 1%, maar bij ziekenhuispatiënten die risico lopen, kan dat oplopen tot 15-20%. In een kwart van de gevallen heeft de patiënt voor de infectie geen antibiotica gekregen. In driekwart van de gevallen wel. De antibiotica die het hoogste risico inhouden, zijn cefalosporines, fluorochinolonen en clindamycine. Een C. difficile-infectie recidiveert vaak en vaak treedt een herinfectie op (tot 20-30% binnen 2 maanden ondanks een goede behandeling met antibiotica). Dat is toe te schrijven aan persistentie van de initiële stam of infectie met een nieuwe stam onder invloed van risicofactoren zoals een leeftijd > 65 jaar, voortzetting van een behandeling met andere antibiotica dan het antibioticum gericht tegen C. difficile, ernstige comorbiditeit, nierinsufficiëntie, meer dan één vroegere episode van C. difficile-infectie, concomitante inname van een protonpompremmer en de ernst van de initiële ziekte.
Wilt u de rest van dit artikel lezen?
Registreer gratis om toegang te krijgen tot de volledige inhoud van MediQuality op al uw schermen